STAGE

In Fase 1 wordt gestart met arbeidstraining. Hiermee wordt de werkhouding van de leerling in kaart gebracht. Met name het zelf oplossend vermogen van de leerling wordt geobserveerd. Ook is er een eerste aanbod van praktijkvakken. Leerlingen lopen gedurende 1 module (10 weken) mee in een sector. Zo komen alle 4 sectoren in 4 modules aan bod. Daarnaast zijn er Begeleide Interne Stages (BIS).Vervolgens komen in Fase 2 de praktijkvakken meer aan bod. Leerlingen zijn 1 module, 1 dagdeel per week in de sector. Zo komen alle 4 sectoren nogmaals aan bod. Daarnaast zijn er Begeleide Interne Stages (BIS) en verschillende Begeleide Externe Stages (BES). Daar doen leerlingen ervaring op met verschillende werkzaamheden en plekken. Hier wordt gekeken naar werkhouding, praktische mogelijkheden en interesses van de leerlingen. Ook worden vanaf Fase 2 werknemersvaardigheden van de leerlingen gevolgd en gescoord.

Deze vaardigheden zijn:

• Ik kan samenwerken
• Ik kan overleggen
• Ik kan volgens de regels werken
• Ik kan de juiste materialen en middelen kiezen en er goed mee omgaan
• Ik kan mijn werk goed indelen
• Ik kan goed werk leveren
• Ik weet hoe ik me moet gedragen tegenover anderen
• Ik kan omgaan met veranderingen
• Ik kan omgaan met druk en tegenslag
• Ik kan op de goede manier vragen stellen

In Fase 3 worden die werknemersvaardigheden ook gevolgd en gescoord, zowel in de klas als in de sectoren. In de sectoren wordt verder ook gewerkt aan specifieke werkcompetenties. Bijvoorbeeld: de leerling weet:• hoe apparaten werken en waarvoor ze dienen• hoe gereedschappen gehanteerd moeten worden en waar en hoe ze opgeruimd moeten worden• hoe gereedschappen en apparaten onderhouden moeten worden• hygiëne- en veiligheidsvoorschriften in acht te nemen• instructiekaarten in woord en beeld te gebruiken

In Fase 3 start ook de Zelfstandige Externe Stage (ZES). Eerst is er, naar aanleiding van het toekomstgesprek, een gesprek van de stagebegeleider met de leerling. Er wordt dan besproken waar de interesses van de leerling liggen, welke stagemogelijkheden er zijn en op wat voor termijn een stage kennismaking gepland kan worden. Leerlingen gaan gemiddeld drie keer een periode stage lopen bij een dagbestedingsaanbieder en/of regulier bedrijf. Dat is één dag per week gedurende drie maanden. Stage is maatwerk. Er is dus veel overleg van het stagebureau met ouder(s)/verzorger(s), met klassenleiding/mentor en met de leerling zelf. Het doel is om de aangeleerde vaardigheden buiten de school in praktijk te brengen en kennis te maken met de arbeidsmarkt.

Voor leerlingen uit de Belevingsgerichte klassen sluit de stagebegeleider aan bij het toekomstgesprek. Als er een kennismakingsgesprek plaatsvindt op een stagebedrijf, worden de ouder(s)/verzorger(s) van de leerlingen van de afdeling belevingsgericht, hiervoor uitgenodigd.

Aan het eind van de stage is er een evaluatiegesprek met de leerling, stage-praktijkbegeleider en stagebegeleider van de school. Zo wordt duidelijk wat al goed gaat, wat nog beter kan, wat past en niet past bij de leerling en wat leerpunten zijn voor de volgende stage.

Er zijn allerlei kleinere en grotere dagbestedingsbedrijven die verschillende soorten werk aanbieden: werk op maat, ook begeleiding op maat. Bij het zoeken naar een externe stagemogelijkheden wegen verschillende factoren mee. Er wordt gekeken of de plek aansluit bij de interesses van de leerling, maar ook of hier de juiste begeleiding kan worden geboden, passend bij de begeleidingsbehoefte van de leerling. Daarnaast wordt er rekening gehouden met het uitstroomperspectief, zoals dat in het OPP is omschreven. Voor leerlingen in profiel 1 en 2 wordt een passende stage gezocht in een dagbestedingssetting. Voor leerlingen in profiel 3 wordt gekeken naar stagemogelijkheden in een arbeidsmatige dagbesteding of op een beschutte werk plek. Voor leerlingen in profiel 4 wordt gekeken naar een stage bij een regulier bedrijf. Met ondersteuning vanuit school en later vanuit een jobcoachorganisatie behoort dat eveneens tot de mogelijkheden.